“Het is schandelijk zoals jij je leven verbrokkelt.” (Henriëtte Roland Holst). Augusta de Wit bracht haar vroege jeugd door op Sumatra in Sibolga. Haar vader was daar de Resident. Ze doorliep in Nederland de middelbare school en ging in Engeland studeren. Daarna ging ze terug naar Nederlands-Indië, waar ze les ging geven, correspondent was voor kranten, literaire kritieken en reisverhalen schreef. Ze beschreef land en volk vanuit het perspectief van de gewone mensen die er werkten en leefden in hun vaak slechte situatie. Om de verplichtingen die het leven van de blanke kolonisten bepaalden, gaf ze niet veel. Ze was een geëmancipeerde vrouw. Na haar Indische tijd reisde ze veel door Europa, afgewisseld met verblijven in Oosterbeek, waar haar ouders zich als oud-Indië-gangers hadden gevestigd.
Vanaf 1914 was Augusta de Wit ook politiek actief. Ze had contacten met Herman Gorter en Henriëtte Roland Holst. In 1916 werd ze lid van de voorloper van de communistische partij. Vanuit het perspectief van waaruit ze altijd gewerkt had, namelijk dat van de onderdrukte, hoe en waar dan ook, was dit voor haar een logische stap. Augusta de Wit is op 15 februari 1939 bijgezet in het familiegraf, waar haar vader, Jan Carel sinds 1884 begraven lag.