De drievoudige dood
en andere gedichten
geschreven, verzameld en
ter plaatse tentoongesteld
ter gelegenheid van
het monumentenweekend 2019
Oosterbeek, zaterdag 14 en zondag 15 september 2019
De drievoudige dood
Eerst sterven we in het vlees. Onder de grond
Valt ons lichaam langzaam uiteen. ’t Moet in de
Aarde allengs zich tot aarde weer ontbinden
Die zonder teken men niet wedervond.
Dan sterven we in het hart van wie ons minden.
Lang leefden we daar nog, maar als een wond.
’t Geneest, en eindelijk is het weer gezond:
Ook in dat hart zijn wij niet meer te vinden.
Tenslotte sterven wij in hun herdenken:
Het derde, laatste, koudste graf sluit dicht.
Soms, bij een afscheid, blijft nog even wenken
Een witte hand. Ver weg. Dan uit ’t gezicht.
Men ziet niet wat achter de wegbocht ligt –
Zo deinzen we uit hun blinde, lege denken.
Victor E. van Vriesland
(uit: Een zucht als vluchtig eerbetoon
Funeraire gedichten uit de moderne Nederlandse poëzie,
samengesteld door Jos Versteegen en Victor Vroomkoning)
Weg moeten gaan
De wolken waarnaar wij kijken,
de acacia’s in de laan,
zij zijn het die achterblijven
en wij die weg moeten gaan.
Ik ga straks. Al wat aan beelden
op mijn netvlies ooit kwam staan
zal ik weten mee te nemen
in een laatste koele traan.
En zeelucht, zacht praten van mensen,
de huid van een kinderhand,
het zal lang bij mijn middenrif wonen
als een dierbare woekerplant.
Bespaar mij uw zwarte jassen,
Graag asters, maar geen geween.
Er valt slechts dit te bedenken
als gij ooit staat voor mijn steen:
ieder blijft eenmaal steken
in een leven dat gist en geurt.
Gewoon. Om geen enkele reden.
Om niets. Omdat het gebeurt.
Han G. Hoekstra
(uit: Een zucht als vluchtig eerbetoon
Funeraire gedichten uit de moderne Nederlandse poëzie,
samengesteld door Jos Versteegen en Victor Vroomkoning)
Bij een graf
Dezelfde paden naar hetzelfde hek.
Mijn hart, mijn hart, wat doolt gij in den blinde.
De kerkhofbomen en de kerkhofwinden
Waaien hetzelfde om dezelfde plek.
Geen boodschap wacht u uit het nauw bestek
Dat het klein lichaam bergt dat gij beminde.
Zoudt gij een teken in de stenen vinden
Dat tot een nieuwe werkelijkheid hem wekt?
Ach, deze letters tussen gras en bloemen
En aarde die hem dekt: zij willen noemen
Het teken dat hem tot ons riep, zijn naam.
Maar deze naam kan hem niet meer bereiken:
Hij ligt zo diep de hemel in te kijken,
De oogjes dicht, de kleine handen saam.
Muus Jacobse
(uit: Een zucht als vluchtig eerbetoon
Funeraire gedichten uit de moderne Nederlandse poëzie,
samengesteld door Jos Versteegen en Victor Vroomkoning)
Bed van zand
opgemaakt door de wind,
dekens van gruis
kussens van steen,
verweerd graniet,
een sloop van stof
eroverheen.
Het gordijn van de nacht
gaat open en dicht,
maar wie hier slaapt
is blind voor licht,
dor vel, droog been.
Theo van Baaren
(uit: Een zucht als vluchtig eerbetoon
Funeraire gedichten uit de moderne Nederlandse poëzie,
samengesteld door Jos Versteegen en Victor Vroomkoning)
Langzaam beweeg ik mij voort
door windstille vlakten.
Er is niets meer te vrezen,
niets te verwachten.
Voetstappen blijven
zwakke geluiden in de mist.
Onbekende stemmen
dringen vaag tot mij door.
Waarom zou ik antwoorden?
Blindelings levend
in het verlengde van je dood
verwijder ik mij onmerkbaar
van je graf, op weg
naar het mijne.
Hanny Michaelis
(uit: Een zucht als vluchtig eerbetoon
Funeraire gedichten uit de moderne Nederlandse poëzie,
samengesteld door Jos Versteegen en Victor Vroomkoning)
Als het graf
zwijgen als het graf een waarborg?
hangt er van af.
niet alle graven zwijgen even erg.
er zijn graven die stamelen.
er zijn er die schreeuwen.
ja dansen zouden als ze konden.
terwijl er ook graven bestaan
die sprekender zijn dan de daarin
begravene ooit is geweest.
Gust Gils
(uit: Een zucht als vluchtig eerbetoon
Funeraire gedichten uit de moderne Nederlandse poëzie,
samengesteld door Jos Versteegen en Victor Vroomkoning)
Het puin
Het kerkhof leeg, gevuld met grijze graven
en puin, en in dit puin nog grijzer puin,
lijk visserssloepen in een dode haven;
hier voelt men wat het leven met ons wil,
begraven en daarna opnieuw begraven;
O stervelingen, ziet uw laatste avond
is haast voorbij, is haast tot puin vergaan.
Paul Snoek
(uit: Een zucht als vluchtig eerbetoon
Funeraire gedichten uit de moderne Nederlandse poëzie,
samengesteld door Jos Versteegen en Victor Vroomkoning)
Hier rust men zacht, hier
op het kerkhof tegen de
helling waar het nageslacht
de zerken bijhoudt en de paden
harkt, ligt men pas goed
begraven. Ook in de dood
is hier een vergezicht. Vaarwel –
het blauwe, blauwe licht
dat neerstrijkt uit de verre lucht
zal zich aan het saffiere
nooit te sluiten blauwe van je
ogen willen spiegelen en
vergapen. Rust zacht, laat ons
zacht rusten, want
ook als ik dood ben wil ik altijd
bij je slapen.
Elly de Waard
(uit: Een zucht als vluchtig eerbetoon
Funeraire gedichten uit de moderne Nederlandse poëzie,
samengesteld door Jos Versteegen en Victor Vroomkoning)
Begraafplaats
De mannetjes die hier wat werken
doen alles maar op hun gemak,
ze harken de paden en perken
en scheren de sierheesters strak.
Ze weten van elk van de zerken
het nummer, de rij en het vak;
ze zouden het zeker bemerken
wanneer er een dode ontbrak.
Dat zal ook wel nooit meer gebeuren.
De mannetjes kennen hun plicht,
het hek met de ijzeren deuren
gaat tegen de schemering dicht.
Waarover de treurwilgen treuren
wie, wie die er wakker van ligt?
Jean Pierre Rawie
(uit: Een zucht als vluchtig eerbetoon
Funeraire gedichten uit de moderne Nederlandse poëzie,
samengesteld door Jos Versteegen en Victor Vroomkoning)